Infoavond over Engels antifascisme in de jaren ‘70

Martin Lux spreekt in de Anarchistische Bibliotheek/Bollox
Eerste Schinkelstraat 14-16 in Amsterdam
zaterdag 10 februari
aanvang: 18.00 uur

Kort geleden is het boek Anti-Fascist uitgekomen. Dit autobiografische boek van Martin Lux vertelt over de strijd tegen fascisme in Engeland. Anti-Fascist leest weg als een stormachtige rel. Het begint bij kleine acties begin 70er jaren en neemt de lezer vervolgens mee door grote veldslagen tegen ‘the Master Race’ verderop in dat decennium. Het boek zal, zoals de achterflaptekst al verraadt, pacifisten niet aanspreken, maar het is een must voor de straatvechtende anarchist die fascisme met iedere mogelijkheid wil stoppen. Martin Lux komt in de Bollox vertellen over het boek en zijn ervaringen. Naast luisteren naar smeuïge anekdotes is er ook alle tijd om te horen wat zijn motivaties waren, hoe georganiseerd werd en nog eens met hem van gedachten te wisselen.

Martin Lux – Anarchist, Anti-Fascist, and all-round troublemaker…..

Martin Lux has been a seminal and pivotal figure on the British anarchist scene for many years, most notably during his involvement with Class War during the 1980s.
Notorious for its advocacy of urban riot and ‘by any means necessary’ attack on authority, Class War’s – and Martin Lux’s – reputation became legendary. Prior to Class War, however, Martin was a fearsome, London-based anti-fascist. Always ready and able to challenge, disrupt and fight fascism when ever and where ever it reared it’s ugly head. These days, as fascism in all it’s colours creeps once again back onto the streets and into the political mainstream, Martin’s experience and advice is more valid and important than ever.

Martin’s tales of his days as a street-fighting anti-fascist have recently been published in book-form. Entitled ‘Anti-Fascist’, Martin will be reading from it on February 10, as well as discussing his other current activities.

Hieronder bij wijze van voorproefje……Hoofdstuk 6 uit Anti-Fascist
De jaren erna waren, tenminste wat de nazi’s en fascisten betreft, rustige jaren. Ik hield me bezig met inlezen in het onderwerp en had bij tijd en wijle een verbale aanvaring met de ‘Master Race’ (1). Eén keer, toen ik een van de klootzakken een antisemiet noemde, begon deze ter verdediging te janken: “Maar ik hou van Arabieren!”… Ik vraag me af waarom? Er was voldoende tijd om na te denken over de eigenaardigheden van de Britse revolutionaire scene, of eigenlijk, het gebrek eraan. Dezelfde onderwerpen verhitten zowel de interne als externe discussies. In tegenstelling tot de linksen met hun kant-en-klare package deal-ideologie, had ik nog steeds geen illusies over de arbeidersklasse, vooral niet als het ging om racisme van het kwaadaardige soort. Hoe zat het, zoals ik onophoudend kon aanstippen bij die steeds vermoeiendere linksen, per slot van rekening met de tumultueuze gebeurtenissen van 1968? – een totale non-gebeurtenis op ons armzalige eilandje. De arbeidersklasse, zo meende ik half serieus, waren te veel bezig Engelands overwinning tijdens het WK voetbal enkele jaren daarvoor te vieren om zelfs maar te overwegen barricades te bouwen en fabrieken te bezetten. Waarover zouden ze zich druk maken? Want, zoals me met depressief makende herhaling verteld werd, “Dit is godverdomme het beste land in de wereld vriend…” En om dat te bewijzen liepen dat jaar 1968, duizenden Londense havenarbeiders, vlees- en viskruiers uit Smithfield en Billingsgate, naar het parlementsgebouw om steun te betuigen aan Enoch Powell (2) en te protesteren tegen ‘immigratie’. Mijn persoonlijke ervaring op het werk, op de fabrieksvloer overtuigden me ook niet van de ruimdenkendheid (laat staan de revolutionaire geest) van de witte arbeidersklasse. Racisme, met de oudere arbeiders als voorhoede, was als een kwaadaardige tumor. Die ouwe klootzakken konden Alf Garnet (3) nog als Leo Trotsky laten klinken. Tijdens de diverse banen die ik had, kwam ik zelden iets tegen dat op klassebewustzijn leek behalve onder studenten. (Maar dat telt eigenlijk niet, toch?) Er moet een of andere verklaring zijn geweest voor dit fenomeen. Misschien de eigenaardige structuur van de industrie in Londen, met z’n kleine bedrijfjes, zonder geschiedenis van vakbondsactivisme? Misschien was het een bijproduct van het Britse imperialisme dat de autochtone arbeidersklasse afgekocht had met een comfortabele levensstandaard? De klere! Die ging er dus niet in bij mij. De lonen waren armzalig en ik kon niet begrijpen hoe arbeiders met een gezin konden overleven. Alle gepraat, logica en goodwill van de wereld, niks kon deze diep reactionaire massa bewegen om zwarte en Aziatische arbeiders in hun midden te accepteren. Niet dat ik maar enig vertrouwen had in de klassen boven ons, degenen die voordeel halen uit onze ellende, onwetendheid en uitbuiting. Mijn diepste wens was dat wij de lagere standen, het plebs zich kon verenigen en hun privileges aanvallen, hun basis van bestaan. Dit was op z’n zachtst gezegd lastig omdat ons proletariaat vol zat met een xenofobie, conservatisme, patriottisme, eerbied en seksisme van epidemische proporties. Er waren hier twee grote tragedies. Het waren niet de boven- en middenklasse die aan het ‘paki-bashen’ waren, die brandende vodden door de brievenbussen duwden en die zwarten en Aziaten verbaal treiterden op het werk en op straat. En daar bovenop was er nog de kruiperige en onderdanige houding die arbeiders zelfs nog toonden tegenover de lagere rangen van de middenklasse, zoals kantoorklerken en voorlieden, om nog maar niet te spreken over de meer verheven sectoren van de maatschappij. En de ultieme grote ironie: de midden- en bovenklasse geloofden oprecht dat ze superieur waren terwijl de lagere standen zichzelf inferieur voelden, en het nog geloofden ook. Geen wonder dat ik woest was, gefrustreerd, klaar om te ontploffen. Maar ik moest nog vele jaren wachten op de grote knaller.

(1) In andere hoofdstukken beschrijft Martin hoe het in die tijd gebruikelijk was dat hij op zondagmiddag naar Hyde Park toog naar de Speaker’s Corner om daar samen met zijn maten nazi’s en extreemrechts tuig het vuur aan de schenen te leggen. Dit mondde vaker dan eens uit in een meer fysieke aangelegenheid.

(2) Enoch Powell was kamerlid van de Conservatieve Partij, de Tories, en had op 20 april 1968 een toespraak gegeven waarin hij zijn zorg uitsprak over de consequenties voor Groot-Brittannië van de toenemende immigratie. Hij keerde zich vooral tegen de invoering van een wet tegen rassendiscriminatie op de woningmarkt. Hij voerde een brief aan van een oude vrouw die de enige blanke was die nog in haar straat woonde en vaak door immigranten gevraagd werd of ze een kamer konden huurden, omdat ze dit weigerde werd ze nu bedreigd en voor racist uitgemaakt. In de pers werd Powells toespraak neergezet als racistisch, maar een groot deel van (wit) Groot- Brittannië leek hem te steunen.

(3)Alf Garnet was een fictief karakter dat gespeeld werd door Warren Mitchel in de BBC-sitcoms “Till death us do part” en “In sickness and in health”, en later keerde het nog wel eens terug in andere series. Alf was een reactionaire, kwaadwillende, zelfzuchtige, vrouwonvriendelijke racist en antisemiet. Mitchel zelf was overigens van Joodse afkomst.

Martin Lux 10 februari

Bookmark the permalink.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *